De nacht dat het verlegen veulentje een held werd

Door: Suzy van Eijs (40 jaar) en haar dochters Eydie (9) en Lois (6) Pinkaarts

De dappere Welsh pony danste door de ring. Naast haar rende haar trotse baasje. Het was al de derde keer dat ze werd gepresenteerd op een keuring. En hoewel ze dat leuk vond, genoot ze misschien nog wel meer van de dag vóór de keuring.

Gisteren had haar baasje haar helemaal keuringsklaar gemaakt en ze vond het heerlijk om zoveel aandacht te krijgen. Eerst was ze gewassen met paardenshampoo, tot het schuim in grote vlokken rondvloog. Eindelijk was ze weer helemaal schoon, zelfs haar staart was weer prachtig glanzend. Daarna had ze een dun dekentje op gekregen. Die moest ervoor zorgen dat ze niet smerig zou worden als ze vannacht was gaan liggen. Overigens was ook haar box weer brandschoon gemaakt.

Vanmorgen was ze nog een keer gepoetst en daarna in de trailer naar het keuringsterrein gebracht. Daar had ze met grote ogen rondgekeken naar alle pony’s. Ze zagen er allemaal fantastisch uit. Een paar waren wel wat zenuwachtig, maar dat gold niet voor haar. Ze wist wat ze moest doen en draafde nu met grote passen door de ring. Straks tijdens het rondstappen in de groep, als de jury de volgorde ging bepalen, zou ze haar uiterste best doen om ruim en los door haar lijf te stappen.

Dan moest het toch goed komen?
Niet altijd was dit mooie pony’tje zo dapper en trots…

Ze kwam uit de fokkerij van de lieve gravin van den Hooghen. Gravin van den Hooghen had een prachtig stallencomplex met mooi omheinde weides, die zo ver je kon kijken strekten over het glooiende landschap. Doorzoomd met kleine waterloopjes en bosjes was het een heerlijke omgeving om in op te groeien.

Samen met haar moeder, tantes en oudere zusjes rende ze daar naar hartelust. Toen ze een paar maanden oud was deed ze samen met haar mama al mee aan de veulenkeuring. Het wassen, verzorgen en borstelen vond ze als klein veulentje al heerlijk. Toen de kleindochter van de gravin samen met de stalhulp haar lijfje opboende tot het blonk genoot het veulentje. ‘Dit zou ik altijd wel willen’, dacht ze.

Maar de dag van de keuring was spannend. De trailer, het terrein, de vlaggen en de muziek, het was allemaal een beetje veel voor het lieve kleine veulentje.

Tegen de tijd dat ze met haar mama voor de jury moest verschijnen was ze al moe van alle indrukken. Het liefst kroop ze met haar schattige snuitje onder haar moeders staart, ver weg van alle vreemde mensen. Ze was simpelweg te verlegen om zichzelf te laten zien. En hoe haar moeder haar ook aanmoedigde, haar liefdevol toe fluisterde ’kom op, je kunt het’, haar lijfje bevroor.

Terug thuis op het landgoed van de gravin nam de gravin een besluit. ‘Mijn mooiste veulentje van dit jaar is ongeschikt, ik heb nog nooit een veulen gezien in mijn stam wat zo verlegen is als deze. Daar kunnen we helaas niks mee. Ik ga haar verkopen’
De kleindochter van de gravin werd verdrietig. ‘Maar Oma, ze is zo mooi en lief. Thuis loopt ze het ruimste en meest los van ze allemaal. Geef haar nog een kans.

‘Nee liefje, ik weet wat ik doe. Een bangerik wordt nooit een dappere pony. Zo werkt dat met pony’s, die veranderen niet.’

De kleindochter twijfelde niet aan haar Oma. Ze wist dat haar grootmoeder al van jongs af aan Welsh pony’s fokte en van verre geroemd werd om haar inzicht in paarden. Maar het was zo jammer…. Zo ongelofelijk jammer. Een goed tehuis voor het mooie verlegen veulentje zou worden gezocht als ze was afgespeend.

Gelukkig begreep het kleine veulentje niets van het gesprek. Ze zou er zeker alleen nog onzekerder van zijn geworden. Deze mooie fijne woonplaats zou geen pony willen verlaten.

De volgende nacht werden de pony’s in de stallen van het complex verstoord in hun rust. Het anders zo vredige ponyverblijf was in rep en roer. Vreemde mannen die deel uitmaakten van een bende paardendieven openden de grote schuifdeur van de stalgang.

Piepend rolden de wieltjes van de poorten met hoge snelheid door de rails, de ponies opschrikkend. De hengsten werden boos en de merries met de kleinste veulentjes schermden hun veulens af. Ze voelden het aan; ’dit is niet pluis’.

Het kleine veulentje werd uit haar stal gehaald. Weggetrokken van haar moeder die bruut bij haar uit de buurt werd gehouden. Bang voor de vreemde mannen liet ze zich meevoeren. Te bang om tegen te sputteren of zich te verzetten.. Ze werd gestolen en kon er zelf niets tegenin brengen. Het beeld van haar moeder die boos haar tanden liet zien in een poging haar veulen te verdedigen stond op haar netvlies gebrand.

Eenmaal opgesloten in de donkere veewagen drong de vervelende situatie pas echt tot haar door; nu ben ik alleen. Zal ik mijn moeder en mijn familie ooit nog zien? Het veulentje was boos op zichzelf. Ze was alweer te bang geweest. Alweer te verlegen om zich te verzetten. Waarom kon ze nooit eens een dappere Welsh pony zijn zoals haar vader?

Ondertussen was er in het stallencomplex alarm geslagen. Het oorverdovende gehinnik van de moeder van het veulentje en het wilde getrappel van de rest van de paarden had de stalmeester wakker doen schrikken. Bandensporen op de oprit verraden de dieven, zou de politie ze op tijd weten te vinden?

Onderweg, achterin de wagen, nam het veulentje een wijs besluit. Ze móest dapper zijn. Net zo dapper als haar wilde neven en nichten. Net zo sterk en moedig als haar wilde voorouders. Ze wist dat ze geen seconde te verliezen had. Alle tijd die ze verkwistte met treuren en twijfelen bracht haar verder van huis en verder van haar mama.

Het veulentje had een plan, ze begon te stampen, trappen, hinniken en springen. Alles was haar lichaam in zich had om woest en wild te zijn gooide ze in de strijd. In de laadbak klonk het alsof er een kudde wilde bizons doorheen rende.

Voor in de wagen schrokken de dieven zich wild. Wat was dáár dan aan de hand? Geschrokken stopten ze langs de kant van de weg.

Geheel volgens plan van het verlegen veulentje.

Op het moment dat ze een klein streepje maanlicht langs de opening van de klep zag komen begon ze haar aanloop. Met een reuzensprong vloog ze over de klep. Toen ze zich daar op afzette viel de klep met een smak op de dieven.

Galopperend voor haar leven keerde ze terug naar huis, naar mama en naar de mensen die ze zo goed kende. Haar beentjes bewogen als nooit tevoren, ze leek wel vleugels te hebben. De koele lucht van de nacht stroomde door haar grote neusgaten. Ze vertrouwde op haar instinct, ze voelde dat de wilde dappere pony ook in haar leefde, het moedige bloed van haar voorouders stroomde met grote kracht door haar aderen. Ze was dapperder en sterker als nooit tevoren. Dit heerlijke gevoel wilde ze nooit meer kwijt.
Na een intense tocht arriveerde ze op bekend terrein. De dieven ondertussen staande gehouden door de politie bleken behoorlijk verwond door de laadklep.

De gravin, haar kleindochter en de stalmeester konden hun oren niet geloven toen de politie ze het verhaal vertelden. Wàt had het veulentje gedaan? Had hun kleine verlegen veulentje eigenhandig twee criminelen uitgeschakeld? Dat was wel heel erg dapper voor zo’n beestje.

De kleindochter smeekte daarop haar Oma het veulentje nog één kans te geven. Uiteraard kreeg het veulentje die.

Vanaf die nacht zou het veulentje nooit meer verlegen zijn. Vanaf dat ze het toen had gevoeld, de kracht van haar natuur, hoefde ze nooit meer aan zichzelf te twijfelen.
En de keuringen? Hoe die gaan? Dat snap je wel… de kampioenslinten om haar hals voelen heerlijk. 🙂